Informatie over geïnstalleerde programma's op computers van gebruikers ontvangen
Om optimale regels van Programmacontrole aan te maken, moet u eerst weten welke programma's op de computers in het bedrijfsnetwerk worden gebruikt. Hiertoe kunt u de volgende informatie verkrijgen:
- Leveranciers, versies en taalversies van de gebruikte programma's in het bedrijfsnetwerk.
- Frequentie van programma-updates.
- Bedrijfsbeleid voor het gebruik van programma’s (dit is mogelijk het beveiligingsbeleid of het administratieve beleid).
- Opslaglocatie van de distributiepakketten van programma’s.
Informatie over programma's die worden gebruikt op computers in het bedrijfsnetwerk vindt u in de mappen Programmaregister en Uitvoerbare bestanden. De mappen Programmaregister en Uitvoerbare bestanden bevinden zich in de map Programmabeheer in de structuur van de Beheerconsole van Kaspersky Security Center.
De map Programmaregister bevat de lijst met programma's die zijn gevonden door Netwerkagent dat op de clientcomputer is geïnstalleerd.
De map Uitvoerbare bestanden bevat een lijst met alle uitvoerbare bestanden die ooit zijn gestart op clientcomputers of die tijdens de inventarisatie van Kaspersky Endpoint Security zijn gevonden.
Om algemene informatie over het programma en de uitvoerbare bestanden ervan te bekijken en om de lijst met computers waarop een programma is geïnstalleerd te zien, opent u het venster met de eigenschappen van een geselecteerd programma in de mappen Programmaregister of Uitvoerbare bestanden.
Het venster openen met eigenschappen van programma's in de map Programmaregister:
- Open de Beheerconsole van Kaspersky Security Center.
- Selecteer in de structuur van de Beheerconsole de map Extra → Programmabeheer → Programmaregister.
- Selecteer een programma.
- Selecteer in het contextmenu van het programma de optie Eigenschappen.
Zo opent u het venster met eigenschappen voor een uitvoerbaar bestand in de map Uitvoerbare bestanden:
- Open de Beheerconsole van Kaspersky Security Center.
- Selecteer in de structuur van de Beheerconsole de map Extra → Programmabeheer → Uitvoerbare bestanden.
- Selecteer een uitvoerbaar bestand.
- Selecteer in het contextmenu van het uitvoerbare bestand de optie Eigenschappen.