Een netwerkregel voor programma’s aanmaken en bewerken

26 februari 2021

ID 123452

Zo maakt of bewerkt u een netwerkregel voor een programmagroep:

  1. Open het venster met de programma-instellingen.
  2. Selecteer in het gedeelte Antivirusbescherming links in het venster het subgedeelte Firewall.
  3. Klik op de knop Netwerkregels voor programma’s.

    Het venster Firewall wordt geopend en het tabblad Regels voor programmacontrole wordt weergegeven.

  4. Selecteer in de lijst met programma's het programma of de groep van programma's waarvoor u een netwerkregel wilt aanmaken of bewerken.
  5. Klik rechts om het contextmenu te openen en selecteer Programmaregels of Groepsregels afhankelijk van wat u wilt doen.

    Zo opent u het venster Regels voor programmacontrole of Regels voor controle van programmagroepen.

  6. Selecteer in het geopende venster het tabblad Netwerkregels.
  7. Voer een van de volgende acties uit:
    • Klik op de knop Toevoegen om een nieuwe netwerkregel aan te maken.
    • Om een netwerkregel te bewerken, selecteert u die in de lijst met netwerkregels en klikt u op de knop Bewerken.

    Het venster Netwerkregel opent.

  8. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Actie de actie die Firewall moet uitvoeren bij de detectie van deze soort netwerkactiviteit:
    • Toestaan
    • Blokkeren
  9. Geef in het veld Naam de naam van de netwerkservice op één van de volgende manieren op:
    • Klik op het pictogram network_service_pict rechts van het veld Naam en selecteer de naam van de netwerkservice in de vervolgkeuzelijst.

      De vervolgkeuzelijst bevat netwerkservices die de meest gebruikte netwerkverbindingen definiëren.

    • Voer de naam van de netwerkservice handmatig in het veld Naam in.
  10. Geef het protocol van de gegevensoverdracht op:
    1. Schakel het selectievakje Protocol in.
    2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst het soort protocol waarvoor u de netwerkactiviteit wilt monitoren.

      Firewall monitort netwerkverbindingen die de protocollen TCP, UDP, ICMP, ICMPv6, IGMP en GRE gebruiken.

      Als u een netwerkservice uit de vervolgkeuzelijst Naam selecteert, wordt het selectievakje Protocol automatisch ingeschakeld en bevat de vervolgkeuzelijst naast het selectievakje het soort protocol dat overeenkomt met de geselecteerde netwerkservice. Standaard is het selectievakje Protocol uitgeschakeld.

  11. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Richting de richting van de gemonitorde netwerkactiviteit.

    Firewall monitort netwerkverbindingen in de volgende richtingen:

    • Inkomend.
    • Inkomend/Uitgaand.
    • Uitgaand.
  12. Als ICMP of ICMPv6 als het protocol is geselecteerd, kunt u het ICMP-pakkettype en de pakketcode opgeven:
    1. Schakel het selectievakje ICMP-type in en selecteer het ICMP-pakkettype in de vervolgkeuzelijst.
    2. Schakel het selectievakje ICMP-code in en selecteer de ICMP-pakketcode in de vervolgkeuzelijst.
  13. Als TCP of UDP als het soort protocol is geselecteerd, kunt u de door komma's gescheiden poortnummers van de lokale en externe computers opgeven waartussen de verbinding moet worden gemonitord:
    1. Typ de poorten van de externe computer in het veld Externe poorten.
    2. Typ de poorten van de lokale computer in het veld Lokale poorten.
  14. Geef de netwerkadressen van externe computers die netwerkpakketten kunnen verzenden en/of ontvangen. Selecteer hiertoe een van de volgende waarden in de vervolgkeuzelijst Externe adressen:
    • Elk adres. De netwerkregel controleert netwerkpakketten die door externe computers met een willekeurig IP-adres zijn verzonden en/of ontvangen.
    • Subnetadressen. De netwerkregel controleert netwerkpakketten die zijn verzonden en/of ontvangen door externe computers met IP-adressen die tot het geselecteerde type netwerk behoren: Vertrouwde netwerken, Lokale netwerken of Openbare netwerken.
    • Adressen uit de lijst. De netwerkregel controleert netwerkpakketten die zijn verzonden en/of ontvangen door externe computers met IP-adressen die in de lijst eronder kunnen worden opgegeven met de knoppen Toevoegen, Bewerken en Verwijderen.
  15. Geef de netwerkadressen van computers op waarop Kaspersky Endpoint Security is geïnstalleerd en die netwerkpakketten kunnen verzenden en/of ontvangen. Selecteer hiertoe een van de volgende waarden in de vervolgkeuzelijst Lokale adressen:
    • Elk adres. De netwerkregel controleert netwerkpakketten die zijn verzonden en/of ontvangen door computers waarop Kaspersky Endpoint Security is geïnstalleerd en die een willekeurig IP-adres hebben.
    • Adressen uit de lijst. De netwerkregel controleert netwerkpakketten die zijn verzonden en/of ontvangen door computers waarop Kaspersky Endpoint Security is geïnstalleerd en die IP-adressen hebben die in de lijst eronder kunnen worden opgegeven met de knoppen Toevoegen, Bewerken en Verwijderen.

    Soms kan geen lokaal adres worden verkregen voor programma's die met netwerkpakketten werken. Als dit het geval is, wordt de waarde van de instelling Lokale adressen genegeerd.

  16. Als u wilt dat de acties van de netwerkregel worden opgenomen in het rapport, schakelt u het selectievakje Gebeurtenissen registreren in.
  17. Klik in het venster Netwerkregel op OK.

    Als u een nieuwe netwerkregel hebt aangemaakt, wordt de regel op het tabblad Netwerkregels weergegeven.

  18. Klik op OK in het venster Regels voor controle van programmagroepen als de regel voor een groep programma's bedoeld is of in het venster Regels voor programmacontrole als de regel voor een programma bedoeld is.
  19. Klik in het venster Firewall op OK.
  20. Klik op de knop Opslaan om de wijzigingen op te slaan.

Vond je dit artikel nuttig?
Wat kunnen we beter doen?
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.