Apparaatcontrole inschakelen en uitschakelen

26 februari 2021

ID 128043

Apparaatcontrole is standaard ingeschakeld. U kunt indien nodig Apparaatcontrole uitschakelen.

Er zijn twee manieren om het onderdeel in of uit te schakelen:

Zo schakelt u Apparaatcontrole in of uit op het tabblad Bescherming en controle van het hoofdvenster van het programma:

  1. Open het hoofdvenster van het programma.
  2. Selecteer het tabblad Bescherming en controle.
  3. Klik op het gedeelte Endpoint-controle.

    Het gedeelte Endpoint-controle wordt geopend.

  4. Klik rechts om het contextmenu van de regel te openen dat informatie over het onderdeel Apparaatcontrole bevat.

    Er wordt een menu geopend waarin u acties voor het onderdeel kunt selecteren.

  5. Voer een van de volgende acties uit:
    • Selecteer Starten in het menu om Apparaatcontrole in te schakelen.
    • Selecteer Stoppen in het menu om Apparaatcontrole uit te schakelen.

Zo schakelt u Apparaatcontrole in of uit vanuit het venster met de programma-instellingen:

  1. Open het venster met de programma-instellingen.
  2. Selecteer in het gedeelte Endpoint-controle links in het venster het subgedeelte Apparaatcontrole.

    Rechts in het venster ziet u de instellingen van het onderdeel Apparaatcontrole.

  3. Voer een van de volgende acties uit:
    • Schakel het selectievakje Apparaatcontrole inschakelen in om Apparaatcontrole in te schakelen.
    • Schakel het selectievakje Apparaatcontrole inschakelen uit om Apparaatcontrole uit te schakelen.
  4. Klik op de knop Opslaan om de wijzigingen op te slaan.

Vond je dit artikel nuttig?
Wat kunnen we beter doen?
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.