Resterende objecten en gegevens verwijderen na de test van Verificatie-agent

26 februari 2021

ID 128199

Als Kaspersky Endpoint Security objecten en gegevens vindt die na de test van Verificatie-agent zijn achtergebleven op de harde schijf van het systeem, wordt de verwijdering van het programma onderbroken en kan de verwijdering pas worden voortgezet wanneer die objecten en gegevens zijn verwijderd.

Alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen er na de geteste werking van Verificatie-agent objecten en gegevens achterblijven op de harde schijf van het systeem. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de computer niet opnieuw is opgestart nadat een Kaspersky Security Center-beleid met encryptie-instellingen werd toegepast of als het programma niet kan worden gestart nadat de werking van Verificatie-agent is getest.

U kunt objecten en gegevens die na de geteste werking van Verificatie-agent zijn achtergebleven op de harde schijf van het systeem op twee manieren verwijderen:

  • Met het Kaspersky Security Center-beleid.
  • Met de Herstelvoorziening.

Zo gebruikt u een Kaspersky Security Center-beleid om objecten en gegevens te verwijderen die na de geteste werking van Verificatie-agent zijn blijven staan:

  1. Pas een Kaspersky Security Center-beleid op de computer toe dat instellingen heeft die zijn geconfigureerd om alle harde schijven van de computer te decrypten.
  2. Start Kaspersky Endpoint Security.

     

Zo gebruikt u de Herstelvoorziening om objecten en gegevens te verwijderen die na de geteste werking van Verificatie-agent zijn blijven staan:

  1. Start Herstelvoorziening door het uitvoerbare bestand ‘fdert.exe’, dat is gemaakt met Kaspersky Endpoint Security, uit te voeren op de computer met de aangesloten systeemschijf waarop de objecten en de gegevens na de geteste werking van Verificatie-agent zijn blijven staan.
  2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Apparaat selecteren in het venster van Herstelvoorziening de harde schijf van het systeem waarop de objecten en de gegevens staan die u wilt verwijderen.
  3. Klik op de knop Scannen.
  4. Klik op de knop AA-objecten en -gegevens verwijderen.

Hiermee start u de verwijdering van de objecten en de gegevens die na de geteste werking van Verificatie-agent zijn blijven staan.

Na de verwijdering van de objecten en de gegevens die na de geteste werking van Verificatie-agent zijn blijven staan moet u mogelijk ook informatie over de incompatibiliteit van het programma met Verificatie-agent verwijderen.

Om informatie over de incompatibiliteit van het programma met Verificatie-agent te verwijderen,

typt u de opdracht avp pbatestreset op de opdrachtregel.

De encryptie-onderdelen moeten geïnstalleerd zijn opdat de opdracht avp pbatestreset kan worden uitgevoerd.

Vond je dit artikel nuttig?
Wat kunnen we beter doen?
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.
Bedankt voor je feedback! Je helpt ons verbeteren.